iema - iets
- iemand
- iemand (bij zich) thuis uitnodigen
- iemand (de toegang tot) het huis ontzeggen
- iemand (de) handen vol werk geven
- iemand (een pak) slaag geven
- iemand (een) behouden reis wensen
- iemand (ertoe) overhalen iets/iets niet te doen
- iemand (even) apart nemen
- iemand (flink/ongezouten) de waarheid zeggen
- iemand (geen) aanleiding geven
- iemand (geen) krediet geven
- iemand (grote) dank verschuldigd zijn
- iemand (het gat van) de deur wijzen
- iemand (niet) genegen zijn
- iemand (niet) serieus nemen
- iemand (om) een gunst vragen
- iemand (op straat) aanspreken
- iemand (pootje) haken
- iemand (steeds) achter zijn luie gat moeten zitten
- iemand (toevallig) tegen het lijf lopen
- iemand (toevallig/onverwacht) ontmoeten
- iemand (van de bal) afhouden
- iemand (weer) in genade aannemen
- iemand (weer) in het gareel brengen
- iemand aan banden leggen
- iemand aan de boezem drukken
- iemand aan de borst drukken
- iemand aan de degen rijgen
- iemand aan de dijk zetten
- iemand aan de dood ontrukken
- iemand aan de hand geleiden
- iemand aan de kant zetten
- iemand aan de maaltijd nodigen
- iemand aan de politie uitleveren
- iemand aan de politie verraden
- iemand aan de praat houden
- iemand aan de schandpaal nagelen
- iemand aan de tand voelen
- iemand aan een baan helpen
- iemand aan een zware test onderwerpen